Dyslexie is een woord uit de Griekse taal, het betekent `slecht lezen`.
Iemand die dyslexie heeft, heeft moeite met lezen, schrijven en spellen.

Dyslexie viel pas op toen de meeste kinderen naar school gingen om te lezen en te schrijven. Dat was rond het einde van de negentiende eeuw.

Sommige kinderen kregen lezen en spelling nauwelijks onder de knie, maar de kinderen die niet goed konden lezen en spellen waren wel goed in andere vakken. Men dacht dat ze een handicap hadden, maar dat was niet zo.

Dit heeft een Engelse arts dhr. Morgan in 1898 onderzocht. Hij gebruikte daarvoor de 14-jarige Percy. Percy was een slimme jongen, maar lezen en spellen kon hij niet. Morgan dacht dat hij een oogafwijking had, maar Percy was woordblind (blind voor woorden). Vooral oogartsen hadden belangstelling voor dyslexie.

Dyslexie is erfelijk. De hersenen zijn het zenuwcentrum van je lichaam.
Alles wat je denkt, wilt of doet wordt door je hersenen geregeld. Wat je ziet, hoort, ruikt en voelt wordt ook door de hersenen ontvangen en verwerkt. Elk stukje hersenen heeft een eigen taak. Zo is er b.v. een taalgebied, een gebied voor horen en een gebied voor zien.

 

Bij het lezen en spellen komen meerdere gebieden van de hersenen in actie. Wetenschappers denken dat het daar fout gaat.

Ze denken dat de gebieden niet samen kunnen werken bij een dyslecticus. Anderen denken dat de hersenen, dat wat de ogen zien, niet goed opvangt. Men weet nog steeds niet precies wat de oorzaak van dyslexie is.  

Als je dyslexie hebt, maar dit niet weet en je wilt b.v. een spreekbeurt houden, dan gaat dat meestal met heel veel moeite. De leerkracht wil eigenlijk dat je zonder teveel hapering je werk doet. Er wordt soms gemopperd en gezegd van “kijk nu eens goed wat er staat en wat er met de tekst bedoeld wordt”. Je zelfvertrouwen kan hierdoor steeds minder worden. Je wordt bang om fouten te maken met lezen en met schrijven.

Sommige kinderen krijgen zelfs last van faalangst. Bij faalangst denk je van tevoren al dat het mis zal gaan.  

Lezen is lastig voor een dyslecticus. Zonder fouten schrijven is nog moeilijker en de Nederlandse taal heeft ook een moeilijke spellingsregel.

Ook de twee letters ie, ij en ei zijn dan moeilijk of de ou en au het is dan extra moeilijk om die woorden te kunnen schrijven.

Er bestaat een kijk- en luistermethode. Dan hoor je een verhaal en je leest mee uit een boekje. Daarna moet jij de tekst hardop voorlezen. Jij moet steeds sneller de tekst gaan voorlezen. En zo gaat het spelenderwijs steeds een stukje vlotter. Ook door spelletjes op de computer gaat het lezen en spellen prettiger en het tempo gaat verder omhoog.

Kinderen met dyslexie moeten dus blijven oefenen.

Voor sommige kinderen wordt dyslexie pas in het voortgezet onderwijs een probleem. Sommige kinderen gaan van school af als ze amper kunnen lezen of schrijven. Vroeger kwam dat vaker voor dan nu. Alles wat ze hadden geleerd, waren ze al snel weer vergeten. Ze worden dan een analfabeet of ongeletterd genoemd. Een analfabeet is iemand die niet kan lezen en schrijven.

Een dyslecticus moet zijn sterke kanten benutten. Dyslexie mag geen excuus zijn om iets niet te kunnen doen. 

Bekende mensen met dyslexie

Dyslexie hoeft niet voor alles een belemmering te zijn. Hieronder zijn een paar bekende mensen die dyslexie hadden/hebben:


Walt Disney (oprichter van het Walt Disneyconcern, van de tekenfilmindustrie)

Thomas Edison (uitvinder van de gloeilamp)

Agatha Christie (schrijfster van misdaadverhalen)

Whoopy Goldberg. (actrice)

Tom Cruise (acteur)

 

 

 

Poster Dyslexie V 3
PDF – 2,0 MB 62 downloads